Vernieuwing BBV

Formele status
Vastgesteld door de Raad

Vernieuwing BBV

In 2013 heeft een commissie onder leiding van de toenmalige wethouder Financiën van de gemeente Eindhoven, Staf Depla, voorstellen gedaan ten behoeve van de vernieuwing van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Voorjaar 2016 is het Besluit tot wijziging van het BBV gepubliceerd. Dat wijzigingsbesluit kent de volgende grote aanpassingen:

  1. Naast een vrije programma-indeling is er een verplichte vaste indeling in taakvelden, van ongeveer 50 taakvelden (voorheen producten genaamd).
  2. Er is een landelijke set van ruim 30 beleidsindicatoren die alle gemeenten in de begroting zouden moeten opnemen.
  3. Naast de beleidsindicatoren zijn gemeenten ook verplicht om de financiële kengetallen die vorig jaar reeds verplicht waren, nu meerjarig op te nemen.
  4. De bijdrage van de verbonden partijen aan het bereiken van de programmadoelstellingen komt per programma aan bod.
  5. De overhead komt in een apart programma; de paragraaf bedrijfsvoering die we in de begroting 2016-2019 hebben laten vervallen omdat die niet meer verplicht was, is nu echter toch weer verplicht op grond van de BBV-wijzigingen.
  6. Investeringen met een maatschappelijk nut worden voortaan geactiveerd en over de levensduur afgeschreven. Die wijziging hadden we al eerder doorgevoerd.

Ad 1. Indeling in taakvelden

De vaste taakveldindeling is verplicht voorgeschreven met ingang van de begroting 2017. Een taakveld is een eenheid waaraan de baten en lasten toegeschreven kunnen worden. Zo is onderwijshuisvesting een taakveld, maar ook verkeer en vervoer, overhead, rente en de OZB (opgedeeld in eigenaren woningen en eigenaren/gebruikers van niet-woningen). De 50 nieuwe taakvelden vervangen de circa 105 oude IV3-functies. Daarnaast krijgen de taakvelden de functie van de ‘oude’ producten (in Amersfoort: deelprogramma’s). Gemeenten krijgen tot 2018 de tijd om de nieuwe functie-indeling in de gemeentelijke administratie op te nemen. Met de raadscommissie Begroting & Verantwoording zijn we in gesprek over hoe we dit het beste kunnen vormgeven.

De taakveldindeling loopt dwars door onze eigen programma-indeling heen, en omgekeerd. Dat betekent dat één taakveld bij meerdere programma’s kan horen en één programma bij meerdere taakvelden. Bij de begroting 2017 mogen we volstaan met het opnemen van een bijlage bij de begroting, waarin de baten en lasten van de taakvelden opgenomen zijn; maar vanaf de begroting 2018 moet zoals gezegd de taakveldindeling een plek hebben gekregen binnen de programma’s.

Ad 2. Prestatie-indicatoren

Het doel van de nieuwe prestatie-indicatoren is: meer transparantie, een betere vergelijking tussen gemeenten en het relateren van de maatschappelijke effecten aan de begroting. De indicatoren zijn getoetst aan de volgende uitgangspunten:

  • De indicatoren leveren een bijdrage aan de versterking van het horizontale toezicht en stellen raadsleden in staat te sturen op maatschappelijke effecten. Daarmee lopen ze parallel an de opzet van de 3W-vragen in de programmabegroting.
  • De indicatoren zijn in alle gemeenten van toepassing.
  • De indicatoren zijn gebaseerd op reeds bestaande landelijke bronnen, zodat er geen extra uitvraag bij gemeenten nodig is en alle gemeenten automatisch deelnemen aan de indicatorenlijst.
  • De indicatoren zijn afkomstig uit bestaande bronnen waarvan de beschikbaarheid gegarandeerd lijkt.
  • De indicatoren zijn actueel, worden met regelmaat gepubliceerd en kunnen binndn deze termijn ook een verandering laten zien.
  • De basisset indicatoren uit de Monitor Sociaal Domein wordt overgenomen.

De ontsluiting van de indicatoren vindt  plaats via www.waarstaatjegemeente.nl en kent een verplichtend karakter om ze op te nemen in begroting en jaarrekening. Deze beleidsindicatoren staan los van de indicatoren die we nu reeds in onze begroting en jaarrekening hebben opgenomen. Deze beleidsindicatoren komen daar nog bovenop.

Ad 3 Financiële kengetallen

Financiële kengetallen stellen uw Raad in staat om de kaderstellende rol te versterken en geeft uw Raad meer inzicht in de financiële positie van de gemeente. Daarnaast geven de kengetallen inzicht in welke mate we over voldoende financiële ruimte beschikken om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken.

Onze gemeente heeft daartoe de afgelopen jaren al de nodige stappen gezet met onze ‘Financiële ijkpunten’ die nu ook deels voorgeschreven worden in de financiële kengetallen. De volgende kengetallen zijn reeds met ingang van de begroting 2016 (en jaarrekening 2015) verplicht gesteld:

  • Netto schuldquote (netto schuld/totale baten)
  • Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (netto schuld -/- doorgeleende gelden/totale baten)
  • Solvabiliteitsratio (Eigen Vermogen/Totaal Vermogen)
  • Grondexploitatie (Bouwgrond in exploitatie + niet in exploitatie genomen gronden / totale baten)
  • Structurele exploitatieruimte (structurele baten – structurele lasten + structurele onttrekkingen reserves – structurele toevoegingen reserves / totale lasten)
  • Belastingcapaciteit (woonlasten gemeente/ landelijk gemiddelde woonlasten)

Hoe de kengetallen worden beoordeeld in relatie tot de financiële positie van de gemeente is aan de gemeente zelf, hier is geen normering van rijkswege op van toepassing. Wij hebben onze eigen financiële ijkpunten uitgebreid met deze financiële kengetallen. De wijziging die nu plaats heeft gevonden, heeft betrekking op het meerjarige karakter van deze kengetallen. Met ingang van de begroting 2017 moeten deze kengetallen meerjarig in beeld gebracht worden. Daartoe zijn we ook verplicht om een zgn. ‘geprognosticeerde’ balans op te stellen. Voorheen waren we alleen verplicht om een balans op te stellen na afloop van het begrotingsjaar, bij de jaarrekening. Vanaf nu moeten we echter ook op begrotingsbasis een prognose maken van hoe de balans er de komende jaren uit zou kunnen zien. Die prognose is dan input voor het meerjarig ramen van de financiële kengetallen.

Aangezien de door het Rijk voorgeschreven kengetallen nu meerjarig en beeld gebracht moeten worden, heeft ons College er voor gekozen om ook de overige ijkpunten (die we reeds eerder hadden) nu meerjarig voor de komende jaren in beeld te brengen.

Ad 4 Verbonden partijen

De paragraaf Verbonden partijen zou zoveel als mogelijk beperkt moeten blijven tot de financiële aspecten van de verbonden partijen. Een deel van de informatie over verbonden partijen zou dan in een visie- of kaderdocument opgenomen moeten worden dat aan het begin van een collegeperiode wordt opgesteld. In de programma’s moeten we opnemen in welke mate het realiseren van de doelstellingen afhankelijk is van (de) verbonden partij(en). In de begroting wordt aangegeven wanneer er belangrijke risico’s bekend zijn dat de beleidsdoelstellingen niet worden gerealiseerd door een verbonden partij, met vermelding van de mogelijke oorzaken daarvan en welke maatregelen hierop worden genomen. Bij meerjarige beleidsdoelstellingen wordt hierbij tevens de inschatting voor de komende jaren vermeld. In de jaarrekening moet gemeld worden welke belangrijke beleidsdoelstellingen niet zijn gerealiseerd door de verbonden partij, met vermelding van de oorzaken daarvan.

In de paragraaf Verbonden partijen moeten de volgende partijen worden opgenomen:

  • Gemeenschappelijke regelingen waarin wordt deelgenomen
  • Stichtingen en verenigingen waarin een financieel en bestuurlijk belang is
  • Coöperaties en vennootschappen waarin een financieel en bestuurlijk belang is

De navolgende informatie moet in ieder geval worden vermeld in de paragraaf verbonden partijen:

  • De wijze waarop de gemeente met de organisatie bestuurlijk en financieel is verbonden, inclusief evt. garantstellingen.
  • De verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar.
  • De verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar.
  • De materiële financiële risico’s met een verwijzing naar de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Ad 5 Overhead en kostentoerekening

Met ingang van de begroting 2017 moet de overhead centraal begroot en verantwoord worden in de begroting en jaarstukken in een separaat programma. Wij liepen hier bij de begroting 2016 reeds op vooruit door daarin al een dergelijk programma voor de overhead op te nemen. Het uitgangspunt hierbij is dat direct toe te rekenen kosten onderdeel uit maken van de directe producten en derhalve niet onder de overhead vallen. Overhead mag wel worden toegerekend aan grondexploitaties, investeringen of andere projecten, voor zover anders een begrotingstekort zou ontstaan. Een aparte paragraaf bedrijfsvoering zou niet meer verplicht zijn, dus die hebben we laten vervallen. De nieuwe BBV-wetgeving schrijft nu echter voor dat de paragraaf bedrijfsvoering gewoon opgenomen moet worden in begroting en jaarrekening en niet mag vervallen.

Met betrekking tot het programma bedrijfsvoering/overhead, zijn de nieuwe definities net even anders dan wij vorig jaar van uit waren gegaan. Dat betekent dat bijvoorbeeld de applicatiebeheerder burgerzaken vorig jaar nog als overhead werd gezien, maar nu geen overhead meer is. Dit leidt weer tot een reshuffeling van bedragen tussen programma 13 en de beleidsinhoudelijke programma’s.

Ad 6 Investeringen met maatschappelijk nut

Voor investeringen vanaf 2017 geldt dat investeringen met een maatschappelijk nut (dat wil zeggen, investeringen in goederen die niet verhandelbaar zijn en waar geen tarief voor gevraagd mag worden, zoals bruggen en wegen) voortaan over de levensduur afgeschreven worden. Voorheen konden die investeringen nog in één keer ten laste van bijvoorbeeld de reserves gedekt worden. Vanaf 2017 mag dat dus niet meer. Dit hebben wij reeds in de begroting verwerkt.