Macro-economische / financiële beschouwingen

Formele status
Vastgesteld door de Raad

Macro-economische/financiële beschouwingen

Het economische herstel in 2015 heeft zich in 2016 voortgezet, alhoewel de economische groeicijfers nog niet heel hoog zijn. Bovendien speelt een lage inflatie (en zelfs negatieve inflatie) ons parten. Immers: als de prijzen dalen stellen huishoudens en bedrijven hun aankopen uit, wat de economische groei niet ten goede komt.  Minder economische groei betekent minder belastingopbrengsten voor het Rijk. En als het Rijk minder inkomsten heeft, geeft ze ook minder uit. Via de koppeling van het gemeentefonds aan de rijksuitgaven, hebben we als gemeenten daar dan ook last van; terwijl aan de andere kant gemeenten wel met hogere lasten geconfronteerd kunnen worden omdat er meer mensen in de bijstand stromen.

In Europees verband is de rust na een eventuele dreiging van een Grexit van Griekenland het afgelopen jaar weergekeerd. De zuidelijke lidstaten voeren diverse hervormingsmaatregelen door die hun economie stabieler moet maken. Hoewel het monetair gezien momenteel rustig is, is het nu het Brexit dat zorgt voor lagere groeiverwachtingen. Het Centraal Planbureau heeft recentelijk de groeiraming voor 2016 en 2017 neerwaarts bijgesteld. Werd vorig jaar rond deze tijd nog een economische groei voor 2016 verwacht van 2,1%; nu is daar nog maar 1,7% van over. Voor 2017 is de eerdere raming van 2,1 teruggebracht naar 1,6%. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de onzekerheid naar aanleiding van de uitkomsten van het Brexit referendum, wat negatieve effecten heeft op de consumptie, investeringen en op de voor Nederland relevante wereldhandel. Daarnaast zorgt ook de verdere verlaging van de gasproductie volgend jaar voor een lagere economische groei.

De mondiale economische groei is beperkt. Dat komt door de relatief lage groei in de opkomende economieën zoals Brazilië, India en China. Samen met een verwachte terugloop van de handel met het Verenigd Koninkrijk als gevolg van de Brexit, leidt dit tot een lagere wereldhandel en een lagere groei van de Nederlandse export. De koopkrachtontwikkeling voor de Nederlandse huishoudens daalt van 2,7% dit jaar naar 0,7% in 2017. De inflatie blijft echter laag en de werkloosheid in Nederland blijft redelijk stabiel op 6,2%. Dat geldt naar verwachting ook voor Amersfoort. Het overheidstekort daalt van 1,2% in 2016 naar 0,6% in 2017. De gerealiseerde belastinginkomsten nemen toe, terwijl de groei van de overheidsuitgaven zelf gematigd blijft.

Naast de verbeterende vooruitzichten voor de Nederlandse economie in zijn geheel, is er in 2017 reden tot gematigd optimisme over de gemeentelijke financiën. Het effect van de verbeterde financiële positie van het Rijk op het gemeentefonds is namelijk relatief beperkt. Zolang de hogere belastinginkomsten niet worden uitgegeven, profiteert het gemeentefonds daar (via de trap op trap af systematiek) niet van. De € 5 miljard. aan lastenverlichting die het Rijk in 2016 terug geeft aan de burger heeft bijvoorbeeld geen effect op de omvang van het gemeentefonds. Gemeenten profiteren hier dus niet van mee. En aangezien de groei van de overheidsuitgaven zelf gematigd blijft, groeit het gemeentefonds daardoor de komende jaren nauwelijks.

Verder spelen er nog andere ontwikkelingen. Met ingang van 2016 wordt er Vennootschapsbelasting geheven over de winsten van overheidsbedrijven. Tot 2016 waren die overheidsbedrijven ‘vrijgesteld van Vpb, tenzij’. Vanaf 2016 zijn ze ‘belast, tenzij’. Dit betekent dat gemeenten voor die overheidsbedrijven ook een fiscale balans en winst- en verliesrekening moet opstellen. De fiscale waarderingsgrondslagen luiden echter anders dan de waarderingsgrondslagen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) waar gemeenten zich ook aan te houden hebben. Vooralsnog gaan wij er van uit dat de te betalen Vennootschapsbelasting over 2016, maar ook over 2017 en latere jaren, marginaal is.

Voorts heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een voorstel tot wet naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de precariobelasting op kabels en leidingen in principe wordt afgeschaft met ingang van het belastingjaar 2017. In de toelichting heeft de minister aangegeven dat gemeenten die reeds in 2015 precario op kabels en leidingen van nutsbedrijven hieven, in aanmerking komen voor een overgangsregeling. Gemeenten die in 2016 pas de precariobelasting ingevoerd hebben (zoals Amersfoort per 1 januari 2016) lijken buiten deze overgangsregeling te vallen. In onze ogen is hier sprake van rechtsongelijkheid en doet dat inbreuk op het vertrouwensbeginsel. Wij hebben (zowel via de VNG als met aan een aantal andere gedupeerde gemeenten) zowel de minister als ook de Tweede Kamer hierop aangesproken.

Zolang het wetsvoorstel nog geen wet is, gaan wij er van uit dat de precariobelasting geheven mag worden en dat ook de reeds aangekondigde precarioverhoging van € 1,3 miljoen in 2019 door kan gaan. Ook de provincie gaat uit van de geldende wetgeving en niet van voorstellen hiertoe. Mocht de wet aangenomen worden, en de ook de reeds aangekondigde verhoging voor precario in 2019 niet meer mogelijk zijn dan zal - conform de afspraak hierover bij de herstelbegroting 2015 -  de OZB navenant verhoogd worden.

Overigens wordt er in Den Haag ook gesproken over een eventuele uitbreiding van het gemeentelijke belastinggebied. Afgelopen jaar is daartoe een rapport verschenen onder leiding van Rinnooy Kan. Of en in welke mate het gemeentelijke belastinggebied uitgebreid zal gaan worden, is aan een nieuw Kabinet.